Geschiedenis Huize Lydia
100 JAAR BUURTHUIS LYDIA IN VOGELVLUCHT
In 1924 gaf de Internationale ‘Rooms-katholieke vereniging tot bescherming van meisjes’, opgericht in 1902, de opdracht om Huize Lydia te bouwen. Het doel was om veilige en betaalbare huurwoningen voor ongehuwde vrouwen in Amsterdam te bieden en om meisjes van het platteland die in Amsterdam een betrekking zochten, op te vangen totdat ze een baan als dienstmeisje hadden gevonden. Huize Lydia bestaat uit een U-vormig gebouw met een grote binnentuin, ontworpen door Jan Boterenbrood en is thans een rijksmonument.
In de oorlog werd Huize Lydia genaast door de Duitsers om daar onder meer dagelijks 120 SD’ers te voeden. Het koken en braden werd opgedragen aan gevangen verzetslieden, van wie er één wist te ontsnappen. Na de bevrijding bood het pand tijdelijk onderdak aan de Canadezen en had de K.L.M. er een opleidingsinstituut. In 1950 gaf de ‘R.K. Vereniging tot bescherming van meisjes’ Huize Lydia - vervuild en verwaarloosd - in huur aan het OLVG, die het opknapte en daar haar opleidingsinstituut vestigde.
Het pand is in 1980 gekocht door het Gemeentelijk Woningbedrijf, het latere Ymere. De gemeente wilde in Huize Lydia huisvesting voor bijzondere doelgroepen verzorgen en besloot tot een maatschappelijke bestemming voor de onderste verdieping. Vanaf november 1980 tot op heden is daar nu een buurthuis gevestigd. De organisatie van het buurthuis is sindsdien steeds een samenspel geweest van vrijwilligers en enkele betaalde krachten.
De geschiedenis wordt hieronder in vier periodes uitgewerkt: 1927 tot 1940, 1940 tot 1945, 1945 tot 1980 en 1980 tot nu.
We zijn ons ervan bewust dat we niet volledig zijn en nodigen iedereen uit om aanvullingen en verbetering aan te dragen (mail dnieberg@buurthuislydia.nl) want “De enige plicht die we tegenover de geschiedenis hebben, is haar te herschrijven.”, zoals Oscar Wilde al eens zei.
1927 - 1940 Pension voor rooms-katholieke meisjes
In 1927 werd het gebouw geopend. Aan de kant van het Roelof Hartplein werden kleine kamertjes beschikbaar gesteld voor ongehuwde vrouwen. In die tijd ontbrak voor hen goede huisvesting; zij werden geacht bij familie in te wonen of ergens op zolder bij een hospita. Ze konden zich ook niet inschrijven als woningzoekende bij de Woningbeurs, het toenmalige bureau voor huisvesting.
Aan de kant van de Coenenstraat werden jonge vrouwen die in de stad werk zochten, opgevangen. Speciale stationsdames wachtten ze op de stations op en brachten ze naar een van de opvanghuizen; welk dat was was afhankelijk van de godsdienstovertuiging van de meisjes. Die directe actie was nodig om te voorkomen dat ze een zedeloos bestaan zouden leiden.
Bij de opening op maandag 23 mei 1927 schreef de pers (https://www.delpher.nl/nl/kranten):
'Huize Lydia zal een uiterst gezellig “home” blijken voor katholieke dames .… Elk idee van “gesticht” is vermeden …… Drie kenmerken troffen ons vooral: grootsch, practisch en huiselijk-gezellig. Daarbij is de pensionprijs met huisvesting en licht uiterst laag gesteld: vanaf vijftig gulden. …..Lydia was een Romeinse vrouw die eens aan Sint Paulus huisvesting verleende.'
Vanaf ongeveer 1928 kwamen er ook Duitse meisjes, omdat hier een groot tekort aan dienstmeisjes was en de omstandigheden in Duitsland zeer armoedig waren. In Huize Lydia brachten de meisjes gemiddeld zo’n drie dagen door voordat ze een betrekking vonden. Vaak kwamen ze drie keer per week terug in Huize Lydia voor culturele avonden als zang, dans en toneel. Ze zouden dan immers niet in de verleiding kunnen komen om naar het café of de bioscoop te gaan. Toen er een klacht kwam dat meisjes soms afgehaald en teruggebracht werden door jongens, merkte iemand uit het bestuur op: niks aan te doen. Dus zo nuchter waren ze soms ook wel. Nu moet wel worden vermeld dat de dienstmeisjes in het huis waar ze voor hun werk verbleven niet zelden aan seksuele intimidatie bloot stonden. In 1938 verordonneerde Hitler dat al de meisjes terug moesten naar Duitsland met als gevolg een groot tekort aan dienstmeisjes in Amsterdam.
Op 21 mei 1930 bezocht de koningin Huize Lydia en dat wordt uitgebreid belicht in De Tijd. Citaat:
'Na de toespraak en een lied kwamen vervolgens Duitsche meisjes in aardig frisch kleurig landelijk costuum binnen om enkele reidansen uit te voeren. Zang en dans vermaakten blijkbaar de koningin op bijzondere wijze. Het bezoek kreeg meer en meer een ongedwongen karakter. En toen de thee werd aangeboden door enkele meisjes en door een donkere Surinaamsche uit Paramaribo in Surinaamsch costuum, toen wilde de Koningin en ook de Prinses zich met elk harer onderhouden. Heel het bezoek droeg een bijzonder hartelijk en opgewekt karakter.'
Foto: kamertje van een ongehuwde vrouw in Huize Lydia
1940 - 1945 Tweede Wereldoorlog
Huize Lydia werd in de oorlog genaast door de Duitsers. Eenzelfde lot trof het Nieuwe Huis, op de andere hoek van de driesprong. In Huize Lydia kwamen stenoypistes en funkmädel te wonen, vrouwen die werkzaam waren op het gebied van berichtenuitwisseling en radiocommunicatie voor de Wehrmacht. Bovendien kregen 120 SD'ers er hun dagelijkse maaltijden. Daarvan snoven de hongerende buurtbewoners in de binnentuin met pijn en woede de heerlijke geuren op.
Al dat koken en braden voor de bezetter, werd opgedragen aan gevangen verzetslieden. Maar in de reuring die dat met zich meebracht, wist één van hen te ontsnappen: Loulou Oderkerk. Ze was in 1944 door de Duitse Sicherheitsdienst opgepakt en te werk gesteld achter de vleesmachine in de keuken van Huize Lydia:
'Je daar half dood werken: aardappelen en vaat van 150 man, waarvan 120 SD'ers, kolen sjouwen uit de kelder.'' Maar Loulou wist te ontsnappen: “Op 7 januari durft ze het aan. Ze maakt voor de laatste keer misbruik van haar vaste plekje aan de vleesmachine, en eet zichzelf moed in met twee boterhammen met vlees. Ze smokkelt een aardappelschilmesje mee naar de kelder, schuift de bierkisten en dozen aan de kant. De deur gaat open, het daglicht komt fel en helder op haar neer. Ze loopt de stenen trap op. Vrij in de sneeuw.
Het hangslot aan het blauwe hek wrikt ze open met het aardappelschilmesje, het blijkt makkelijk te gaan. En ineens staat ze in de rustige Bronckhorststraat aan de zijkant van Huize Lydia, waar geen Duitser te zien is. Ze ziet een besneeuwde wereld en juicht vanbinnen: het sneeuwt zo hard dat haar voetspoor direct zal worden bedekt met sneeuw.' (Rianne Oostrom, Trouw, september 2023).
1945 – 1950 Canadezen, KLM en gerepatrieerden uit Nederlands-Indië
In 1945 werd overwogen om een verlofcentrum voor Canadezen in Huize Lydia te openen, maar dat leidde tot felle protesten van het bestuur. Dat zou de meisjes, die overigens nog terug moesten komen, maar in verleiding brengen. Omdat er geen katholieke zusters te vinden waren – er waren er veel in de oorlog overleden- gaf zijne excellentie de Bisschop toestemming om het huis te verhuren aan Volksherstel voor gerepatrieerden uit Indie, hetgeen eind december 45 geschiedde. De bijeenkomsten voor de meisjes begonnen weer begin 1946.
Na de aftocht van de Duitsers betrokken toch de Canadezen voor korte tijd Huize Lydia. Toen hun bevrijdingsmissie met succes was volbracht, heeft het pand als opleidingsinstituut van de K.L.M. gediend. De Maasbode (10 oktober 1952) schrijft dat het pand er van binnen uit zag “zoals alle gebouwen die beurtelings door onze vijanden en vrienden waren bewoond: totaal vervuild en geruïneerd.” En zo gaf de ‘R.K. Vereniging tot bescherming van meisjes’ in 1950 Huize Lydia in huur aan het OLVG.
1950 - 1980 Opleidingsschool voor verpleegsters
Het bestuur van het OLVG heeft het interieur weer keurig in orde laten maken en men wist de leiding in goede handen bij Liefdezusters van de H. Carolus Borromeus. Huize Lydia kreeg daarmee een andere bestemming en veranderde in een opleidingsschool voor verpleegsters, met huisvesting.
De Maasbode doet verslag onder de kop 'In Huize Lydia oefenen leerling-verpleegsters op poppen'.
Het huis is weer vol leven. We achterhaalden een paar verhalen van bewoonsters van Huize Lydia uit die tijd. Zo schrijft Dineke Rizzoli van het blad Geheugen van Oost op 22 november 2003 het verhaal van Cathtrien op over haar verblijf in Huize Lydia:
'Tussen 1960 en 1963 volgde ik in het OLVG de A-opleiding tot verpleegkundige. De meeste verpleegsters woonden intern in ‘Huize Lydia’. Bij wisseling van dienst ontstond tussen beide locaties een stroom van ‘wit op de fiets’. Onze fietsen stalden wij tegen het hek van het hoofdgebouw. Rijen dik. De ontgroening van leerlingen was een heel gebeuren. Verplicht uitgedost in een lachwekkend kostuum moest je elke avond in de zaal van ‘Lydia’ aanwezig zijn. Je kreeg opdrachten, zoals het poetsen van een tramhalte met een tandenborstel. Of je moest je in die gekke verkleding in het ziekenhuis presenteren. De bedoeling was dat we hierdoor een echte groep werden. Het eindexamenfeest was een gebeurtenis waarvan ook de buurt kon meegenieten. Open vrachtwagens vervoerden ons van het OLVG naar ‘Huize Lydia’ en daarop stonden wij, luid zingend en juichend.'
En het verhaal van een mannelijke verpleegkundige, Dirk Slagter:
'Van 1964 tot 1966 was ik als een van de weinige mannelijke verpleegkundigen in opleiding tot het A-diploma. Het was er hard en prettig werken.
Tijdens de opleiding zat ik als enige man tussen de jonge vrouwen. De theoretische opleiding volgde ik in Huize Lydia op het Roelof Hartplein. Vanwege de vele jonge vrouwen die daar woonden werd dit bij ingewijde Amsterdammers ook wel de ‘hunkerbunker’ genoemd.
In die tijd was het gewoon dat je als man niet met de leerling-verpleegsters naar de gymnastieklessen mocht en ook geen lessen mocht bijwonen die betrekking hadden op de anatomie van de vrouw of het vrouw-zijn zelf.
Bij gynaecologische operaties werd ik weggestuurd ondanks het feit dat ik de operaties (als opleidingseis) altijd in mijn vrije tijd moest volgen. Het volgen van de operaties in de vrije tijd vond zijn oorsprong in de gedachte dat ik als gediplomeerd verpleegkundige toch al meer dan de anderen verdiende.
Ik vond het toen raar dat leerling-verpleegsters alleen werden aangenomen als zij eenmalig 300 gulden inbrachten.'
En ten slotte Adjmi Marzouk, die in Groep December 1971 zat, de eerste groep in de geschiedenis van Huize Lydia die vier mannen had:
'Alle 4 waren op de eerste verdieping gehuisvest met het uitdrukkelijk verzoek niet naar de bovenste verdiepingen te gaan. Een probleem wat zichzelf oploste doordat de zusters naar beneden kwamen. Door inspanningen van met name Klaas en Jos begon de democratisering in de verpleging. Het beroemde kapje moest er aan geloven en de leerlingenraad deed zijn opwachting en dwong medezeggenschap. Mannelijke bezoek werd alleen in de huiskamer toegelaten en later mochten de zusters heren op hun kamer ontvangen als eerst het bed op de gang werd gezet. Wie weet het nog....Ja dat was 1971 en vlak na de seksuele revolutie en de hippietijd. In de jaren erna werd huize Lydia een echte internaat en het kon niet uitblijven. Geruchten deden de ronde dat er een zuster...... ......oooohhhhh foeiiiiii. Het gevolg hiervan was dat de heren moesten verkassen. Een lange strijd volgde en uiteindelijk zijn we verhuisd naar de Sparrenweg. Toen in december 1971 een eerste groep van (vier) mannen op de eerste verdieping werd gehuisvest, werd mannelijke bezoek alleen in de benedenzaal toegelaten, maar later mochten de zusters heren op hun kamer ontvangen als eerst het bed op de gang werd gezet.'
1980 - 1981
In 1980 werd het Gemeentelijk Woningbedrijf - het latere Ymere - eigenaar van het pand. De gemeente wilde in Huize Lydia huisvesting voor bijzondere doelgroepen verzorgen.
Net toen de gemeente Huize Lydia had gekocht, werden er panden in Amsterdam gesloopt, o.a. op het Jonkersplein en het Waterlooplein. De twee woongroepen, die daar woonden, kregen van de gemeente onderdak in Huize Lydia. Eén van de woongroepen bestond uit 11 personen van drie verschillende generaties. Daartoe behoorde Danae van Woudenberg, die er woonde als kind. Ze herinnert zich dat ze schommelde op een grote schommel, die in een deurpost hing van een van de wc’s. Eén van de badkamers was omgetoverd tot Tropisch zwemparadijs met prachtige muurschilderingen, een opblaasbaar kinderbad en disco-verlichting. Een verjaarscadeau. Ook was het leuk voor de kinderen om alle kleine kastjes met medicijnen en verband open te doen en spannend om met een tweepersoonsmatras de trappen af te stuiteren.
Naast deze woongroepen werden er mensen, veelal alleenstaand, die uit brandgevaarlijke pensions kwamen, in het passantenhuis aan de Coenenstraat opgevangen.
Op 8 oktober 1981 kwam de ME om het pand te ontruimen. Vanaf de straat werden traangasbommen afgeschoten. De legale huurders probeerden aan de ME duidelijk te maken dat ze een huurcontract hadden, maar de politie ging door met de wapenstok en bewoners werden geschopt en geslagen. Jos Woudenberg schreef hierover:
'De sfeer op straat is uiterst gespannen. Er worden stenen gegooid en charges uitgevoerd. De ME-ers die boven bij ons aan de deur staan, stellen zich dreigend op. Er arriveren nieuwe eenheden van de ME. Mijn vrouw en kinderen zijn inmiddels naar boven gehaald, omdat de atmosfeer op de eerste verdieping inmiddels ondragelijk is geworden vanwege de traangasbommen. We slaan de gebeurtenissen gade vanuit onze ramen. Plotseling duiken er boven onze hoofden op het dak en in de middenvleugel van het gebouw weer ME-ers op. Mijn vrouw krijgt een aanval van hyperventilatie. ME-ers dringen de logeerkamer binnen.'
Nog diezelfde avond werd toegegeven dat de huisuitzetting berustte op een spijtige vergissing. In 1982 vertrokken de woongroepen en kon het maatschappelijk werk beginnen.
1980 - heden Buurthuis Lydia
Ondertussen was in de jaren '70 in de buurt het besef gegroeid, dat men een buurthuis wilde. Een groep buurtbewoners maakte daar werk van en organiseerde allerlei buurtactiviteiten.
Daarvoor was men aangewezen op tijdelijk onderdak, eerst in het Wijkcentrum aan de Koninginneweg 115, toen in het leegstaande Centraal Israëlisch Ziekenhuis aan de Jacob Obrechtstraat en tot slot in café Delikt aan de Valeriusstraat. Per1 november 1980 kon men definitief terecht in de benedenzalen van Huize Lydia en het buurtcentrum werd feestelijk geopend door wethouder Evert van der Wall.
Het buurthuis draaide de eerste jaren zelfstandig en geheel op vrijwilligers; daarna werden zij ondersteund door enkele betaalde krachten. Eind 1985 kon het buurthuis namelijk profiteren van het Voorziening Arbeidsplaatsen Plan (VAP). Ze konden rekenen op 100 agogische uren en 20 uur çongiergewerk. Dat bestond onder meer uit organisatie en administratie van cursussen en activiteiten, zoals aantrekken en uitbetalen van docenten, inschrijven en innen cursusgeld. In die tijd viel dat onder ‘welzijnswerk’. Personeel, administratie en subsidieverstrekking werd vanaf toen ondergebracht bij Stichting Jeugdhavens Amsterdam (SJA). Maar al snel werd het buurthuis onderdeel van de opvolger van het SJA, de Stichting Buurthuiswerk Oost- en Zuid Amsterdam (de BOZA). Overigens heeft de Boza niet lang bestaan; ze eindigde toen Amsterdam werd opgedeeld in stadsdelen. In Zuid kwam in 1991 Stichting Welzijn Zuid. De subsidie kwam nu van het stadsdeel. Met het samengaan van de stadsdelen Zuid en De Pijp in Stadsdeel Oud Zuid, fuseerden rond 2000 ook Stichting Welzijn Zuid en de Pijp in de Stichting Combiwel.
Vanaf het begin concentreerde het welzijnswerk in Huize Lydia zich vooral op het ouderenwerk met activiteiten gericht op cultuur, creativiteit, beweging en geheugentraining, en op het vrouwenwerk. Er was zelfs, net als in veel andere buurthuizen, een wekelijkse vrouwendag; een dag waarop het buurthuis alleen toegankelijk was voor vrouwen, met allerlei aan activiteiten. Het migrantenwerk kreeg gestalte met de focus op Nederlandse taallessen en interculturele activiteiten, zoals samen koken en eten, dansavonden, excursies, fietslessen en barbecueën in het Amsterdamse Bos. Het tienerwerk, dat zich richtte op inloop-activiteiten, huiswerkbegeleiding en wekelijks tienerdisco. Disco kende een grote populariteit. Ouders lieten hun kinderen naar deze disco gaan omdat de activiteit werd begeleid door een professional. De tieners werden ingeschakeld als vrijwilliger, niet alleen bij het tienerwerk, maar ook bij andere activiteiten in het buurthuis. Het algemeen volwassenwerk omvatte een diversiteit aan cursussen die werden georganiseerd op verzoek van buurtbewoners. En in samenwerking met de werkgroep jeugd van het wijkcentrum werd de Sint Maarten Lampionnen-optocht gehouden in het Vondelpark en de kerstboomverbranding op het Museumplein. Er zijn nog steeds activiteiten van het eerste uur, zoals volksdansen, het Alegriakoor, kunstgeschiedenis en tekenen en schilderen.
Vanaf 1987 heeft een groep ouderen van Buurthuis Lydia eigen ruimte gevonden in de buurt, de voormalige Prinses Beatrixschool aan de J.M. Coenenstraat. De ouderen vonden het prettiger om alleen met leeftijdsgenoten activiteiten te volgen. Zij hadden in het buurthuis in die periode te maken met de grote groep tieners. In 1990 werd door reorganisatie binnen Stichting Welzijn Zuid de organisatie en uitvoering van het tienerwerk verplaatst naar Jongerenprojecten in de Hectorstraat en daarmee stopte het tienerwerk in buurthuis.
In de periode tussen 1990 en 2019 hebben zich verschillende bezuinigingen en reorganisaties voorgedaan met als dieptepunt 2011 toen alle betaalde krachten werden ontslagen, en 2019 toen door onderbenutting van het pand de huur niet meer kon worden opgebracht. Er werd gezocht naar een huurder die meer zou betalen. Maar onder vrijwilligers, docenten, cursisten en buurtgenoten was er veel draagvlak voor het buurthuis. Daarom werd er een vereniging opgericht, de Vereniging Vrienden en Vriendinnen van Buurthuis Lydia, die heeft geknokt voor het voortbestaan van het buurthuis.
In 2022 is Buurthuis Lydia een onafhankelijke stichting geworden, geleid door een bestuur van buurtbewoners. Sindsdien draait het buurthuis als een zonnetje.
De activiteiten die in de afgelopen veertig jaar zijn georganiseerd zijn deels hetzelfde als de huidige en deels weerspiegelen zij de specifieke interesse van de vrijwilligers op dat moment met bijvoorbeeld een accent op vrouwenemancipatie, jeugd, integratie, gezondheid of verbinding.
